Aanrijdgevaar - Wat moet? Wat mag? Wat helpt?
Bij werk aan de weg of aan het spoor zijn goede veiligheidsmaatregelen nodig om werknemers te beschermen tegen aanrijdrisico. Welke maatregelen een werkgever moet treffen, is afhankelijk van de situatie. Bij de keuze voor het gebruik van beschermingsmaatregelen spelen verschillende factoren een rol.
Wat moet?
Werk aan de weg
Bij wegwerkzaamheden moet de werkgever zorgen voor de veiligheid van medewerkers en weggebruikers. Voordat het werk begint, moet hij daarom aanrijdrisico’s in kaart brengen. De werkgever moet weten welke gevaren medewerkers lopen tijdens het uitvoeren van de wegwerkzaamheden (met en zonder maatregelen) en bij het plaatsen en verwijderen van markering/afzettingen. Voor wegwerkers is een wettelijke vrije ruimte van 1.10 meter vastgesteld voor de bewegingsruimte en de afzetting naast de rijstrook. Zowel bij het inrichten, onderhouden en weghalen van, als bij het werken achter wegafzettingen moet het personeel gebruik maken van de voorgeschreven signaalkleding (NEN471). Afhankelijk van de wegbeheerder verschillen de eisen. Rijkswaterstaat hanteert de Richtlijnen en Specificaties voor veiligheidskleding bij Wegwerkzaamheden (AVV, 1995), waarin onder andere een nadere precisering van de toe te passen klasse, achtergrondkleur en figuratie en kleur van de retroflecterende striping is vastgelegd.
Werk aan het spoor
Per 1 januari 2006 mag bij werk aan het spoor in 75 procent van de gevallen geen trein rijden (buitendienststelling). Bij spooronderhoud geldt daarom in principe buitendienststelling. Bij werk aan de spoorbaan gelden de richtlijnen vastgelegd in het Normenkader Veilig Werken (NVM). Dit document biedt opdrachtgever/ontwerper en opdrachtnemers een kader om invulling te geven aan eigen (branche-)richtlijnen, getoetst binnen de huidige wetgeving en zo mogelijk aan nationale en internationale normen. Het is een resultaat van de samenwerking tussen ProRail en de Stichting Arbeidsomstandigheden en Spoorwegveiligheid (SAS). In 2006 is het NVM door Prorail en procesaannemers geactualiseerd. De opdrachtgever moet voordat het werk begint een analyse maken van risico’s en beschrijven welke veiligheidsmaatregelen nodig zijn om veilig te kunnen werken. Werknemers moeten bij spooronderhoud persoonlijke beschermingsmiddelen dragen.
Wat mag?
Werk aan de weg
Een werkgever mag aanrijdrisico’s afwegen. Factoren die daarbij een rol spelen zijn:
- tijdsduur (hoe lang duren de werkzaamheden)
- de afstand tot de rijbaan (werk op enige afstand van het verkeer zonder maatregelen is soms veiliger dan het plaatsen van maatregelen vlak naast langsrijdend verkeer)
- de mate van afscherming van de wegwerkers met (en zonder maatregelen)
- of wegwerkers vanuit of ook buiten voertuigen werken
- het aanrijdrisico buiten voertuigen is groter (als het werk vanuit voertuigen gedaan kan worden, worden meestal rijdende afzettingen toegepast). Het nemen van (een mix) maatregelen heeft eigenlijk alleen zin als daardoor het gevaar kleiner wordt dan het aanrijdrisico’s zonder maatregelen.
Werk aan het spoor
Van de buitendienststelling mag afweken worden als daar goede veiligheidstechnische redenen voor zijn.
Wat helpt?
Werk aan de weg
Achter een voertuigkerende scheiding (langsafzetting) is het aanrijdrisico minimaal en vergelijkbaar met het werken buiten de obstakelvrije zone.
De publicatiereeks Werk in uitvoering pakket 96a /96b van CROW, nationaal kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, over richtlijnen bij werk aan de weg.
Werk aan het spoor
Het aanrijdrisico vermindert als een veiligheidsman niet langer collega’s die aan de rails werken hoeft te waarschuwen dat er een trein aankomt (persoonlijke waarneming). De branchenormering, ‘buitendienstelling, tenzij’ is veiliger.