Leidraad – Taken en deskundigheid van preventiemedewerkers (STECR)
De STECR leidraad ‘Taken en deskundigheid van preventiemedewerkers’ is ontwikkeld om te zorgen dat arbo-professionals van arbodiensten op een eenduidige manier adviseren over de deskundigheid van de preventiemedewerker. Tevens kan deze leidraad ook houvast bieden aan bedrijven en preventiemedewerkers zelf. De leidraad is enigszins gedateerd (2005) maar kan toch nog wel als hulp dienen om werk- en denkniveau vast te stellen.
In hoofdstuk 5 (zie de integrale tekst uit 2005 hieronder) van deze uitgave staat het werk- en denkniveau beschreven van preventiemedewerkers in verschillende bedrijven. >> (opent in een nieuwe tab)”>Klik hier om de gehele uitgave als PDF te openen >>>.
” 5. WERK- EN DENKNIVEAU VAN PREVENTIEMEDEWERKERS “
Wat adviseer je aan een bedrijf over het werk- en denkniveau waarover de preventiemedewerker zou moeten beschikken?
De indeling van het minimale werk- en denkniveau is afhankelijk van twee factoren, te weten de risico-omvang en de grootte van de onderneming. Dit laatste wordt uitgedrukt in het aantal werknemers (niet in aantal aanwezigen inclusief derden). Er worden drie niveaus onderscheiden.
- Basisniveau preventiemedewerker zonder nadere niveauaanduiding;
- Middelbaar niveau preventiemedewerker, minimaal MBO werk- en denkniveau;
- Hoger niveau preventiemedewerker, minimaal HBO werk- en denkniveau.
5.1 Beslisregels werk- en denkniveau preventiemedewerker
1. Is de onderneming BRZO (Besluit Risico’s Zware Ongevallen)- of ARIE (Aanvullende Risico-inventarisatie en Evaluatie)-plichtig in het kader van Major Hazard Control, dan dient de preventiemedewerker op niveau 3 (Hoger) te functioneren. 2. Zo niet, dan bepaalt de combinatie van gevaarsniveau en aantal werknemers het niveau van de preventiemedewerker conform onderstaand schema. Aan het schema liggen twee gedachten ten grondslag, die gedeeld werden door de leden van de Kenniskring, namelijk.
- Het werk- en denkniveau moet hoger zijn, naarmate er meer gevaren zijn in een onderneming; meer gevaren rechtvaardigt een hoger niveau.
- Het werk- en denkniveau moet hoger zijn, naarmate de onderneming meer complexiteit kent; meer complexiteit rechtvaardigt een hoger niveau.
Voor beide factoren is besloten tot een pragmatische uitwerking in concrete aanduidingen. Voor de mate van het gevaar is “arbitrair” besloten om aansluiting te zoeken bij de indeling in soorten gevaren, zoals die gebruikt wordt in de Arbowet en verwoord is in AI-blad 1. De keuze van de grenzen van 4/5, 7/8 en 9/10 gevaren is een compromis binnen de werkgroep, waarin onder andere tot uitdrukking komt, dat de meeste ondernemingen altijd wel enkele gevaren kennen. De mate van complexiteit van de onderneming is vooral van belang vanwege de verschillen in communicatievaardigheden van de preventiemedewerker. Om het ruime begrip “complexiteit” concreet in maat en getal uit te drukken is pragmatisch gekozen voor het aantal werknemers van een onderneming, omdat een groter bedrijf vaak ook complexer in elkaar steekt qua organisatie. De precieze grenzen 15/16, 100/101, 500/501 komen voort uit:
- de nieuwe Arbowet hanteert “15/16” als grens voor wie preventiemedewerker kan zijn, namelijk werkgever of werknemer of alleen werknemer
- statistische gronden: bij deze vier-deling zitten in elke categorie ongeveer evenveel werknemers
- ervaringsgegeven: 500/501 werd en wordt vaak gebruikt als de grens tussen midden en grootbedrijf
Daarnaast heeft bij de uiteindelijke vormgeving met onder andere een indeling in drie werk- en denkniveau’s ook het voorbeeld uit buurland België meegespeeld.
Er worden tien gevaarsgebieden onderscheiden. Onder gevaar wordt dan verstaan een eigenschap van de arbeidssituatie die kan leiden tot schade aan de veiligheid en de gezondheid van werknemers*. Uiteraard dient de specifieke deskundigheid (inclusief het niveau) van de preventieve bijstand aan te sluiten op de specifieke risico’s in elke onderneming. Het is juist een taak van de preventiemedewerkers er op toe te zien, dat deze afstemming gewaarborgd is via eigen expertise dan wel door het inschakelen van expertise van anderen, intern of extern.
5.2 Aantal en tijd van preventiemedewerkers
Het is vooralsnog onmogelijk een algemene indicatie te geven van het aantal preventiemedewerkers dat een bedrijf zou moeten aanstellen of de hoeveelheid tijd die medewerkers aan ‘preventiemedewerker taken’ zouden moeten besteden. Op deze wijze blijft maatwerk mogelijk. De wet geeft ook enkel doelvoorschriften. Zo schrijft de Arbeidsomstandighedenwet in artikel 13 lid 4 voor dat “de betreffende werk nemers of personen niet alleen qua deskundigheid, ervaring en uitrusting zodanig zijn, dat zij naar behoren de bijstand kunnen verlenen, maar ook zodanig in aantal zijn, gedurende zoveel tijd beschikbaar zijn en zodanig georganiseerd zijn, dat dit naar behoren kan plaatsvinden”. Overigens kunnen in de toekomst wel nadere aanduidingen betreffende aantal en tijd verwacht worden per branche, bijvoorbeeld in de zogenoemde ‘Arbocatalogi van geschikte middelen’. In de bijlage van deze Leidraad worden wel vier voorbeelden gegeven van werksituaties, die als richtinggevende illustraties gezien kunnen worden.
5.3 Certificering en opleiding
De Kenniskring wil hier nog eens uitdrukkelijk stellen dat er geen sprake is van een wettelijk verplichte opleiding tot of certificering van preventiemedewerkers. Het volgen van algemene of specifieke opleidingen is een vrije keus, waarbij de bestaande risicosituaties en capaciteiten van medewerkers goed bezien dienen te worden vanuit het oogpunt
van nut en noodzaak. Het staat marktpartijen of anderen vrij een of ander systeem van vrijwillige persoonscertificering af te spreken of te volgen.
*
De onderverdeling in tien gevaarsgebieden is conform bijlage 1 van de Arbo-Informatieblad (AI-1) “Arbo- en verzuimbeleid”, namelijk: Arbozorg en organisatie van de arbeid; Bedrijfshulpverlening; Inrichting arbeidsplaatsen; Gevaarlijke stoffen en biologische agentia; Fysieke belasting; Fysische factoren; Arbeidsmiddelen en specifieke werkzaamheden; Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM); Veiligheids- en gezondheidssignalering; Functie-inhoud, werkdruk en psychosociale arbeidsbelasting; Werk- en rusttijden.