Toetsing RI&E
Na het opstellen van de RI&E en het Plan van Aanpak (PVA) met maatregelen/ acties/ trajecten, dient het geheel te worden getoetst.
Is iedere organisatie verplicht om zijn RI&E laten toetsen?
Nee! Deze verplichting tot toetsen hangt af van:
- betrokkenheid en verantwoordelijkheid van een gecertificeerde kerndeskundige bij het opstellen van de RI&E
- de personeelsomvang van de organisatie én
- het RI&E-instrument dat is gebruikt.
-
Organisaties met een gecertificeerde kerndeskundige
Organisaties waarbij een gecertificeerde kerndeskundige (arbeidshygiënist, hoger veiligheidskundige, arbeid- en organisatiedeskundige en/of bedrijfsarts) betrokken én verantwoordelijk is voor het opstellen van de RI&E, hoeft deze niet (nogmaals) te laten toetsen door een (andere) gecertificeerde kerndeskundige of arbodienst. Het mag natuurlijk wel…
-
Organisaties zonder een gecertificeerde kerndeskundige
Dat zullen de meeste organisaties zijn. In onderstaande opties gaan we ervan uit dat er geen kerndeskundige betrokken is geweest bij de RI&E.
- Organisaties met méér dan 25 werknemers: wél toetsing
Alle organisaties met meer dan 25 werknemers moeten hun RI&E / PVA laten toetsen.
- Organisaties met ten hoogste 40 uur arbeid per week: geen toetsing
Organisaties die voor maximaal 40 uur per week arbeid laten verrichten (alle werknemers bij elkaar opgeteld) moeten een RI&E hebben, maar hoeven dat document niet te laten toetsen. Deze bedrijven mogen daarnaast ook gebruik maken van de ‘Checklist Gezondheidsrisico’s’. Dit is een verkorte versie van de RI&E.
- Organisaties met ten hoogste 25 werknemers mét erkend RI&E-instrument: geen toetsing
Organisaties met maximaal 25 werknemers die voor het opstellen gebruik maken van een erkend RI&E-instrument, hoeven hun RI&E niet te laten toetsen door een gecertificeerde arbodienst of kerndeskundige.
- Organisaties met ten hoogste 25 medewerkers zonder erkend RI&E-instrument: wél toetsing
Indien het RI&E-instrument niet erkends is, dan dient de RI&E getoetst te worden. Dit houdt in dat de gecertificeerde arbodienst of kerndeskundige de RI&E toetst.
N.B.
Voor het tellen van het aantal medewerkers geldt niet het aantal FTE’s, maar het aantal daadwerkelijke personen.
De wet verplicht dat de RI&E door een gecertificeerde arbodienst/deskundige getoetst wordt. Een gecertificeerde arbodienst/deskundige toetst de RI&E en adviseert bij het plan van aanpak. Die kijkt of alle risico’s op de lijst staan, of de situatie in het bedrijf goed is weergegeven en of de laatste normen en richtlijnen zijn gebruikt.
Toetsingsvrijstelling alleen voor organisaties binnen die branche
Organisaties met maximaal 25 werknemers die voor het opstellen van de RI&E gebruik maken van een erkend RI&E-instrument, hoeven hun RI&E niet te laten toetsen door een gecertificeerde arbodienst of een kerndeskundige. Maar het mág wel natuurlijk!
Het betreffende bedrijf moet, om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van toetsing, wel vallen onder de branche waarvan het RI&E-instrument gebruikt wordt. In de RI&E instrumenten op rie.nl kunt u zien of de RI&E van uw branche is erkend en daarmee in aanmerking komt voor toetsingsvrijstelling. Van belang is ook dat op het tijdstip van afronden van uw RI&E het RI&E instrument erkend was. Zie daarvoor hier voor het tijdstip van toekenning en vervallen van de erkenningen van de RI&E-instrumenten.
Wat zegt de Arbowet over de toetsing?
Arbeidsomstandighedenregeling
Artikel 2.1. Risico-inventarisatie en -evaluatie
1. Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van de wet verricht de deskundige of de bedrijfarts, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van het besluit of de arbodienst de volgende werkzaamheden:
- het toetsen of de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, volledig en betrouwbaar is;
- het toetsen of in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder a, de actuele inzichten op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn verwerkt;
- het op basis van de risico-inventarisatie
en -evaluatie, bedoeld onder a, uitbrengen van een advies aan de werkgever.
Dit advies heeft mede betrekking op de in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet, voorgestelde wijze waarop de geconstateerde tekortkomingen kunnen worden verholpen en de prioriteiten en de volgorde waarin de maatregelen worden genomen.
2. Bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 2.14b, tweede en derde lid, onder b, van het besluit verricht de deskundige of de bedrijfarts, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van het besluit of de arbodienst de volgende werkzaamheden:
- het toetsen of het model, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet of het instrument, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet, volledig en betrouwbaar is;
- het toetsen of in het model of het instrument, bedoeld onder a, de actuele inzichten op het terrein van arbeidsomstandigheden in de desbetreffende branche zijn verwerkt;
- het toetsen of het model of het instrument, bedoeld onder a, adequate aanwijzingen bevat voor het kunnen opstellen van een plan van aanpak, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.
3. De Stichting van de Arbeid, te Den Haag, wordt aangewezen als de instelling waar een instrument als bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan worden aangemeld.
4. De Stichting van de Arbeid draagt zorg voor plaatsing van een aangemeld instrument als bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet op de website www.rie.nl