Arbowet over “De Preventiemedewerker”
Wat zegt de Arbowet letterlijk over “de preventiemedewerker”?
Arbeidsomstandighedenwet artikel 13: Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming
1. De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. Indien in het bedrijf of de inrichting van de werkgever een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, wordt de keuze voor de deskundige werknemer, bedoeld in de eerste zin, en diens positionering, bepaald met instemming van die ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Artikel 27, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
2. Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.
3. Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.
4. De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen.
5. De werkgever stelt de werknemers in de gelegenheid de bijstand zelfstandig en onafhankelijk te verlenen. De werknemers worden uit hoofde van een juiste taakuitoefening niet benadeeld in hun positie in het bedrijf of de inrichting. Artikel 21, vierde zin, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
6. De deskundige personen verlenen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever.
7. Het verlenen van bijstand omvat in ieder geval:
a. het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5;
b. het adviseren aan onderscheidenlijk nauw samenwerken met de deskundige personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid;
c. de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b, dan wel de medewerking daaraan.
8. Een afschrift van een advies als bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, wordt aan de werkgever gezonden.
9. In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid.
10. In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.
Bron wetten.overheid.nl: Artikel 13 Arbeidsomstandighedenwet
Training Preventiemedewerker
Je leert beter gevaren herkennen, risico’s beoordelen, jouw positie/rol in de organisatie beter te bepalen en krijgt basiskennis over arbeidsrisico’s en wet- en regelgeving. Na afloop van de training bezit je enthousiasme, basiskennis en -vaardigheden om goed te starten met preventie(medewerker) taken binnen je organisatie.
Toelichting op artikel 13 (tekst uit 2005; integrale toelichtende tekst nooit geactualiseerd)
Artikel 1, onderdeel G, artikel 13 (Deskundige werknemers)
Op grond van diverse bepalingen in de wet is de werkgever verplicht te zorgen voor goede arbeidsomstandigheden in zijn bedrijf en om daartoe allerlei arbeidsbeschermende maatregelen te treffen. Het tweede lid van artikel 3 vraagt van de werkgever te zorgen voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij hem werkzame personen terzake van het arbeidsomstandighedenbeleid. Artikel 13 werkt dit nader uit. De werkgever moet deskundige werknemers inschakelen die hem bijstaan bij de uitvoering van zijn verplichtingen op grond van de wet. De bijstand wordt derhalve verleend aan de werkgever.
Het gaat er bij de activiteiten van de deskundige werknemers om dat deze de werkgever ondersteunen bij het voldoen aan de wettelijke voorschriften die zich tot hem richten. De bijstand die de deskundige werknemers verlenen, de taken die zij vervullen en de werkzaamheden die zij in dat kader verrichten vinden derhalve hun oorsprong in de verplichtingen van de werkgever. In deze opzet is het duidelijk dat de werkgever verantwoordelijk blijft voor de naleving van de wet.
Eerste tot en met vierde lid en negende lid
In het eerste tot en met het derde lid is een voorrangsregel bij de bijstand geformuleerd. Deze voorrangsregel betreft de implementatie van artikel 7, eerste en derde lid, van de kaderrichtlijn. Uitgangspunt is dat in beginsel ten aanzien van alle bijstandstaken de werkgever zich laat bijstaan door een of meer deskundige werknemers. De werkgever zal één of meerdere werknemers in zijn bedrijf of instelling aanwijzen die tot taak hebben de werkgever bij te staan bij de uitvoering van de wet. Het gaat in dit artikel om de direct voor de hand liggende preventietaken in de dagelijkse bedrijfsvoering, waarvoor vrijwel altijd werknemers met voldoende deskundigheid kunnen worden aangewezen. Wanneer er geen mogelijkheden zijn of de mogelijkheden onvoldoende zijn om deze bijstand binnen het bedrijf te organiseren, dan moet de werkgever op grond van het tweede en derde lid voor het geheel of een deel een beroep doen op externe deskundigen. Dit kunnen externe adviseurs zijn, al dan niet gecertificeerd. Aangenomen mag worden dat slechts in exceptionele situaties een beroep op externe adviseurs moet worden gedaan. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om werkzaamheden die slechts incidenteel plaatsvinden of bij het doorvoeren van wijzigingen in de technische organisatie.
De vraag of er mogelijkheden zijn om de bijstand intern te organiseren en derhalve of er deskundige werknemers kunnen worden aangewezen hangt -mede- af van de deskundigheid die van de aan te wijzen werknemers wordt verlangd. In dit verband is in het vierde lid bepaald dat de aan te wijzen werknemers over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting beschikken, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen. Het vierde lid is open geformuleerd omdat de deskundigheid, ervaring,uitrusting en dergelijke, die nodig zijn om de taken goed te kunnen uitvoeren van bedrijf tot bedrijf verschillen. Voor een bedrijf bijvoorbeeld met een eenduidig arbeidsproces waarbij de arboproblematiek tot slechts enkele zaken beperkt blijft, is de zorg voor de arbeidsomstandigheden van een geheel andere orde dan voor een bedrijf in de procesindustrie waarin de arboproblematiek zeer divers is en uiteenlopend van aard.
Voor ieder bedrijf dient de juiste deskundigheid, ervaring, uitrusting en dergelijke beschikbaar te zijn. Hierbij gaat het om het zogenoemde zorg op maatprincipe. Met het oog hierop moet op grond van het negende lid in de ri&e aandacht worden besteed aan de bepaling van de te nemen maatregelen om te voldoen aan het vierde lid. Hierbij is de aard van de bedrijvigheid en de aard en mate van de aanwezige arbeidsrisico’s van belang. Aan de hand van deze informatie kan worden nagegaan of de erkgever een juiste beslissing heeft gemaakt met betrekking tot de organisatie van de bijstand en het vaststellen van de deskundigheid, de ervaring, de uitrusting, het aantal en de beschikbare tijd van de aan te wijzen werknemers (of in te schakelen externe deskundigen). In dit verband wordt nog opgemerkt dat de organisatie van de deskundige bijstand met inbegrip van de aanwijzing van de deskundige werknemers is te beschouwen als een regeling omtrent arbeidsomstandigheden waarop het instemmingsrecht, bedoeld in artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden, van toepassing is. Op grond van artikel 12 dient er vooraf overleg plaats te vinden over de organisatie van de deskundige bijstand met inbegrip van de aanwijzing van de deskundige werknemers met het medezeggenschapsorgaan of wanneer er geen medezeggenschapsorgaan is, met de belanghebbende werknemers. Indien de werkgever in strijd handelt met het eerste tot en met het vierde lid, kan op grond van artikel 27 een eis tot naleving worden gesteld.
Vijfde en zesde lid
De aangewezen deskundige werknemers en de eventuele externe deskundigen dienen hun taken zelfstandig en onafhankelijk van de werkgever te kunnen uitvoeren. Het is niet de bedoeling dat de werkgever de aangewezen werknemers en andere deskundigen beïnvloedt om bijvoorbeeld aan bepaalde aspecten van de arbeidsomstandigheden geen aandacht te besteden of om bijvoorbeeld weliswaar goedkope maar minder goede arbeidsbeschermende maatregelen te treffen. Dit wordt door de eerste volzin van het vijfde en het zesde lid, gewaarborgd.
De deskundige werknemers mogen op grond van een juiste takuitoefening niet worden benadeeld in hun positie binnen het bedrijf. Onder benadeling kan bijvoorbeeld worden verstaan: benadeling in promotiekansen, onthouden van periodieke loonsverhogingen en gedwongen overplaatsing naar een ander bedrijfsonderdeel. Uiteraard is het bijvoorbeeld wel toegestaan om een deskundige werknemer geen promotie te geven, omdat hij zijn functie niet goed uitoefent. Dit is de reden dat in de tweede volzin van het vijfde lid is bepaald dat de deskundige werknemers niet mogen worden benadeeld uit hoofde van een «juiste taakuitoefening».
In de derde volzin van het vijfde lid is vermeld dat artikel 21, vierde volzin, van de Wet op de ondernemingsraden van overeenkomstige toepassing is. Op grond hiervan kan de deskundige werknemer de kantonrechter verzoeken de werkgever opdracht te geven te voldoen aan de verplichting om de deskundige werknemer niet te benadelen. De deskundige werknemers hebben tenslotte ontslagbescherming. Deze ontslagbescherming is geregeld in artikel 670a van het Burgerlijk Wetboek en houdt in dat een werkgever deskundige werknemers, als bedoeld in artikel 13 van de Arbowet niet mag ontslaan zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter. Overigens wordt er op gewezen dat deze bepalingen niet nieuw zijn, maar reeds waren opgenomen in artikel 14, tweede lid (oud).
Zevende lid
De deskundige werknemers leveren in beginsel bijstand aan de werkgever bij alle taken ter uitvoering van de wet. In het zevende lid is een aantal taken expliciet genoemd waarbij de deskundige werknemers in ieder geval moeten worden ingeschakeld. Het gaat hier in de eerste plaats om het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een ri&e. Niet noodzakelijk is dat de deskundige werknemers ook zelf de ri&e helemaal verrichten en opstellen. De deskundige werknemers vervullen wel een belangrijke rol bij de totstandkoming van de ri&e en het hierbij behorende plan van aanpak. Zij zijn bij uitstek degenen die de arbeidsrisico’s in het bedrijf kunnen onderkennen en ter beheersing van deze risico’s de juiste arbeidsbeschermende maatregelen kunnen voorstellen. Aangezien de ri&e het bepalende brondocument is voor de formulering van het arbeidsomstandighedenbeleid wordt op grond van artikel 14, respectievelijk 14a de inschakeling van meer deskundigheid (gecertificeerde deskundige respectievelijk arbodienst) geëist bij de toetsing van de opgestelde ri&e. Wanneer de werkgever de aanvullende deskundigheid die vereist is voor het toetsen van de ri&e in eigen huis heeft (in de vorm van een gecertificeerde deskundige respectievelijk een interne arbodienst), kan de bijstand bedoeld in artikel 13 geheel of gedeeltelijk samenvallen met de aanvullende bijstand die voorgeschreven is in de artikelen 14 of 14a.
De deskundige werknemers hebben ook tot taak om nauw samen te werken met en te adviseren aan de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers over de genomen en nog te nemen arbeidsbeschermende maatregelen in het bedrijf. Hierbij gaat het om algemene adviezen en niet om adviezen ten behoeve van individuele werknemers. Op grond van artikel 5 van de wet dient de werkgever over het plan van aanpak vooraf te overleggen met het medezeggenschapsorgaan of bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers. De advisering van de deskundige werknemers aan deze organen en personen kan vervolgens worden betrokken in het overleg met de werkgever. De deskundige werknemers hebben voorts tot taak mee te werken aan de uitvoering van arbeidsbeschermende maatregelen of om die maatregelen geheel zelf uit te voeren. Soms beschikken de deskundige werknemers over voldoende specialistische kennis om de maatregelen zelf uit te voeren, soms zal daar een gespecialiseerd persoon bijgehaald moeten worden. In ieder geval zal een deskundige werknemer ten minste altijd bij de uitvoering van de maatregelen zijn betrokken.
Tiende lid
Op grond van het tiende lid behoeft een werkgever die een natuurlijke persoon is met niet meer dan 25 werknemers, geen deskundige werknemer( s) aan de wijzen maar kan hij de bijstandstaken zelf uitvoeren. Deze kleine werkgever is hiertoe bevoegd indien hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om die taken naar behoren uit te voeren. Op grond van het negende lid worden in ri&e de maatregelen beschreven om te kunnen voldoen aan de voorwaarden van deze uitzondering. Bij deze uitzondering is aansluiting gezocht bij artikel 15, vierde lid, van de wet op grond waarvan de werkgever onder voorwaarden de taken in het kader van de bedrijfshulpverlening zelf kan uitvoeren.
Algemene toelichting op preventiemedewerker
Deskundige ondersteuning bij de preventietaken van de werkgever
De preventietaken van de werkgever waarbij hij zich deskundig moet laten ondersteunen worden, zoals in de huidige Arbowet, onderscheiden in de (toetsing van en advisering over) de ri&e, en de bijstand bij de overige preventietaken. Dit omdat het niveau van deskundigheid van deze twee vormen van bijstand verschillend wordt geregeld. Op grond van het voorgestelde artikel 13 worden deskundige werknemers aangewezen die belast zijn met de algemene bijstand bij de preventietaken. Belangrijke taken in dit verband zijn het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een ri&e en de uitvoering van de daaruit voortvloeiende maatregelen. Op grond van de maatwerkregeling in het voorgestelde artikel 14 of de vangnetregeling in het voorgestelde artikel 14a, moet de werkgever aanvullende bijstand inroepen bij een aantal specifieke taken. Een van deze taken betreft het toetsen van de ri&e en het daarover adviseren.
Hiervoor dient de werkgever een gecertificeerde deskundige persoon of een arbodienst in te schakelen. Deze persoon of arbodienst dient zo mogelijk binnen het bedrijf of de instelling beschikbaar te zijn (de zogenoemde voorrangsregeling). Indien op grond van de ri&e blijkt dat voor de deskundigheid van de aan te wijzen werknemer(s) op grond van artikel 13 een certificaat van bekwaamheid is vereist, wordt deze gecertificeerde werknemer(s) aangemerkt als gecertificeerde deskundige persoon bij de toepassing van de maatwerkregeling casu quo de vangnetregeling. In de volgende subparagrafen wordt verder ingegaan op de verschillende elementen van de organisatie van de deskundige bijstand bij de preventie.
Preventiemedewerker in alle bedrijven
In de huidige Arbowet is niet de deskundigheid bepaald van de werknemer(s) die de werkgever in het algemeen bijstaan bij zijn verantwoordelijkheden voor de preventie. De wet bepaalt alleen de deskundigheid die vereist is bij (het toetsen van en adviseren over) de ri&e. Omdat de richtlijn voorschrijft dat de deskundigheid van de bijstand als geheel bij of krachtens de wet dient te worden geregeld, worden in dit wetsvoorstel de bestaande bepalingen over deze algemene bijstand geherformuleerd, en tevens geregeld hoe de vereiste deskundigheid wordt vastgesteld. Daartoe is een algemene bepaling opgenomen dat de werkgever zich laat bijstaan door een of meer deskundige werknemers. Die bepaling moet gezien worden als een uitwerking van het huidige artikel 3, tweede lid, dat van de werkgever vraagt om ter uitvoering van zijn arbeidsomstandighedenbeleid zorg te dragen voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij hem werkzame personen. Van belang is in dit verband ook het voorschrift van artikel 8, eerste lid, tweede zin van de huidige Arbowet, dat de werkgever zijn werknemers moet informeren over de wijze waarop de deskundige bijstand in zijn bedrijf is georganiseerd. Ter bepaling van de benodigde deskundigheid wordt voorgeschreven dat in de ri&e aandacht wordt besteed aan omvang en aard van de deskundige bijstand die in het bedrijf bij de dagelijkse bedrijfsvoering noodzakelijk is. Het bedrijf kan gemotiveerd afwijken van het in de ri&e vervatte deskundig advies.
De AI kan deze beslissing toetsen. In paragraaf 3 wordt nader ingegaan op het handhavingsaspect. De aanvulling op de ri&e die door dit voorschrift in vele gevallen nodig zal zijn wordt geleidelijk gerealiseerd. Van de jaarlijkse bespreking van het plan van aanpak kan gebruik gemaakt worden om aan dit punt aandacht te besteden en vervolgens is de periodieke bijstelling van de ri&e de aangewezen gelegenheid om de ri&e op het aspect van de interne benodigde deskundigheid zo nodig aan te vullen. Alleen in het geval dat er onzekerheid is over de vraag of de vereiste deskundigheid van de preventiemedewerker zodanig dient te zijn dat een certificaat overeenkomstig artikel 20 van de wet noodzakelijk is, kan onmiddellijk actie nodig zijn. Indien die vraag positief beantwoord wordt vervalt namelijk na de overgangsperiode, de mogelijkheid om de aanvullende deskundige bijstand voor het toetsen van en adviseren over de ri&e extern in te kopen. Deze consequentie wordt nader toegelicht in paragraaf 3.
Voorts wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheid die de richtlijn geeft om te bepalen dat de werkgever in kleinere bedrijven zelf deze taken verricht indien hij de benodigde deskundigheid bezit. Voorgesteld wordt daarvoor de grens te bepalen op 25 werknemers. Met deze wetswijziging wordt bereikt dat in alle bedrijven een of meer werknemers, dan wel de werkgever zelf, met voldoende deskundigheid belast zijn met taken op het terrein van het preventiebeleid. In de praktijk is dit niet nieuw.
Middelgrote en grote werkgevers kennen binnen hun aandachtsgebied of afdeling personeelszaken medewerkers die (mede) taken hebben op het terrein van de arbeidsomstandigheden. Daarmee gecombineerd of apart bestaat vaak de figuur van <<arbocoördinatoren>>, werknemers met beleidsontwikkelende en uitvoerende taken wat betreft (mogelijke) risico’s in het bedrijf en bescherming daarbij. Daaronder valt niet in het minst de functie voorlichting aan collega’s te geven respectievelijk voor hen (vertrouwelijk) aanspreekpunt te zijn bij vermeende gebreken in arbeidsomstandigheden. Voorts zijn er in een aantal sectoren in verband met specifieke risico’s specialistische medewerkers, zoals de «veiligheidsmedewerkers» in de bouw en de «tilinstructeurs» in de zorgsectoren. Volgens het onderzoek «Arbowet in beeld»1 is in 23% van de 10-min bedrijven, 52% van de bedrijven met 10–50 werknemers en 91% van de 50-plus bedrijven een arbocoördinator aanwezig.