Arbowet artikelen betrekking op toetsing RI&E
Hieronder vindt u de artikelen uit de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) die betrekking hebben op de verplichting van de toetsing van de risico-inventarisatie en -evaluatie: doelvoorschriften RI&E, certificering arbo-kerndeskundigen / arbodienst die mogen toetsen en doelvoorschriften van toetsingscriteria (Arboregeling).
Arbeidsomstandighedenwet
Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBR0010346
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Inventarisatie en evaluatie van risico’s
Artikel 5
1 Bij het voeren van het arbeidsomstandighedenbeleid legt de
werkgever in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk
vast welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt.
Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens een beschrijving van
de gevaren en de risico-beperkende maatregelen en
de risico’s voor bijzondere categorieën van
werknemers.
2 In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.
3 Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.
4 De risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aangepast zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring, gewijzigde werkmethoden of werkomstandigheden of de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening daartoe aanleiding geven.
5 Indien de werkgever arbeid doet verrichten door een werknemer die hem ter beschikking wordt gesteld, verstrekt hij tijdig voor de aanvang van de werkzaamheden aan degene, die de werknemer ter beschikking stelt, de beschrijving uit de risico-inventarisatie en -evaluatie van de gevaren en risicobeperkende maatregelen en van de risico’s voor de werknemer op de in te nemen arbeidsplaats, opdat diegene deze beschrijving verstrekt aan de betrokken werknemer.
6 De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer kennis kan nemen van de risico-inventarisatie en -evaluatie.
Arbobeleid
Artikel 3
1 De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
b. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd worden de gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld;
c. de inrichting van de arbeidsplaatsen, de werkmethoden en de bij de arbeid gebruikte arbeidsmiddelen alsmede de arbeidsinhoud worden zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd aan de persoonlijke eigenschappen van werknemers aangepast;
d. monotone en tempogebonden arbeid wordt, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, vermeden dan wel, indien dat niet mogelijk is, beperkt;
e. doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;
f. elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.
2 De werkgever voert, binnen het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid gericht op voorkoming en indien dat niet mogelijk is beperking van psychosociale arbeidsbelasting.
3 Ter uitvoering van het eerste lid draagt de werkgever zorg voor een goede verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden tussen de bij de werkgever werkzame personen, waarbij hij rekening houdt met de bekwaamheden van de werknemers.
4 De werkgever toetst het arbeidsomstandighedenbeleid regelmatig aan de ervaringen die daarmee zijn opgedaan en past de maatregelen aan zo dikwijls als de daarmee opgedane ervaring daartoe aanleiding geeft.
Bijstand deskundige werknemers op het gebied van preventie en bescherming
Artikel 13
1 De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van deze wet bijstaan door een of meer deskundige werknemers. Indien in het bedrijf of de inrichting van de werkgever een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, wordt de keuze voor de deskundige werknemer, bedoeld in de eerste zin, en diens positionering, bepaald met instemming van die ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Artikel 27, derde tot en met zesde lid, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
2 Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een combinatie van deskundige werknemers en andere deskundige personen.
3 Indien er geen mogelijkheden zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door andere deskundige personen.
4 De werknemers en de andere deskundige personen beschikken over een zodanige deskundigheid, ervaring en uitrusting, zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand naar behoren kunnen verlenen.
5 De werkgever stelt de werknemers in de gelegenheid de bijstand zelfstandig en onafhankelijk te verlenen. De werknemers worden uit hoofde van een juiste taakuitoefening niet benadeeld in hun positie in het bedrijf of de inrichting. Artikel 21, vierde zin, van de Wet op de ondernemingsraden is van overeenkomstige toepassing.
6 De deskundige personen verlenen hun bijstand met behoud van hun zelfstandigheid en van hun onafhankelijkheid ten opzichte van de werkgever.
7 Het verlenen van bijstand omvat in ieder geval:
- a. het verlenen van medewerking aan het verrichten en opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie als bedoeld in artikel 5;
- b. het adviseren aan onderscheidenlijk nauw samenwerken met de deskundige personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake de genomen en de te nemen maatregelen, gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid;
- c. de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b, dan wel de medewerking daaraan.
8 Een afschrift van een advies als bedoeld in het zevende lid, onderdeel b, wordt aan de werkgever gezonden.
9 In de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, worden de maatregelen beschreven die nodig zijn om te voldoen aan het vierde en tiende lid.
10 In afwijking van het eerste tot en met het derde lid, kunnen bij werkgevers met niet meer dan 25 werknemers de taken in het kader van de bijstand ook worden verricht door de werkgever zelf, indien deze natuurlijk persoon is, of door de directeur indien de werkgever rechtspersoon is, indien deze personen beschikken over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting om deze taken naar behoren te vervullen.
Maatwerkregeling aanvullende deskundige bijstand bij specifieke taken op het gebied van preventie en bescherming
Artikel 14
1 In aanvulling op artikel 13 laat de werkgever zich bij de volgende taken bijstaan door een of meer deskundige personen ten behoeve van wie overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven of die als bedrijfsarts is ingeschreven in een erkend specialistenregister als bedoeld in artikel 14 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg:
a. het toetsen van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5, en daarover adviseren;
b. het adviseren bij de begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun arbeid te verrichten, met inbegrip van het adviseren bij de uitvoering van bij of krachtens artikel 25, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, dan wel bij of krachtens artikel 71a, eerste, tweede, derde, vierde en zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering gestelde regels;
c. het uitvoeren van:
1°. het arbeidsgezondheidskundig onderzoek, bedoeld in artikel 18;
2°. de aanstellingskeuring, indien de werkgever deze laat verrichten;
3°. de consultatie met betrekking tot gezondheidskundige vraagstukken in verband met de arbeid, anders dan de begeleiding, bedoeld onder b.
2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt het volgende in acht genomen:
a. de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, wordt doeltreffend uitgevoerd;
b. de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt binnen het bedrijf of de inrichting georganiseerd;
c. voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand bij de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een of meer andere deskundige personen als bedoeld in het eerste lid, aanhef;
d. de personen die de bijstand verrichten, hebben een zodanige uitrusting en zijn zodanig in aantal, gedurende zoveel tijd beschikbaar en zodanig georganiseerd, dat zij de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, naar behoren kunnen verlenen;
e. er is een doeltreffende toegang tot de bedrijfsarts;
f. de bedrijfsarts is in de gelegenheid iedere arbeidsplaats in het bedrijf of de inrichting van de werkgever te bezoeken;
g. tenzij zwaarwegende argumenten zich daartegen verzetten, honoreert de bedrijfsarts een verzoek van de werknemer om in verband met een door hem gegeven advies dat betrekking heeft op de taken, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, zo spoedig mogelijk een andere bedrijfsarts te raadplegen;
h. de bedrijfsarts heeft een adequate procedure voor het afwikkelen van klachten;
i. de personen die bijstand verrichten, werken nauw samen met en adviseren en verlenen medewerking aan de in artikel 13, eerste lid, genoemde deskundige personen, de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake te nemen, genomen en uit te voeren maatregelen gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid;
j. de bedrijfsarts adviseert over preventieve maatregelen betreffende het algemeen arbeidsomstandighedenbeleid, bedoeld in artikel 3.
3 Een afschrift van een advies als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt door de degene die dit advies heeft opgesteld gezonden aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging wordt een afschrift van dit advies zo spoedig mogelijk door de werkgever gezonden aan de belanghebbende werknemers.
4 De wijze waarop de bijstandverlening plaatsvindt met betrekking tot de taken, bedoeld in de artikelen 9, derde lid, 14 en 14a alsmede de daarop berustende bepalingen, wordt door of vanwege een overeenkomst tussen de werkgever en de deskundige personen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, schriftelijk vastgelegd. Onderdeel van de overeenkomst is de wijze waarop de in de aanhef van dit artikel genoemde personen in het bedrijf of de inrichting van de werkgever met inachtneming van de professionele dienstverlening uitvoering kunnen geven aan de verplichtingen die op grond van de in de eerste zin bedoelde taken op hen rusten.
5 Aangaande de bedrijfsarts wordt in de overeenkomst, bedoeld in het vierde lid, in het bijzonder aandacht besteed aan de wijze waarop aan het tweede lid, onderdelen f tot en met j, en artikel 9, derde lid, uitvoering wordt gegeven.
6 Bij de gegevensverwerking noodzakelijk voor de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan gebruik worden gemaakt van het burgerservicenummer.
7 Artikel 464 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voorzover het betreft de overeenkomstige toepassing van de artikelen 457 en 464, tweede lid, onder b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is niet van toepassing indien in verband met de uitvoering van deze wet handelingen worden verricht op het gebied van de geneeskunst door personen die zijn belast met de taken, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.
8 Artikel 13, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
9 De organisatie van de bijstand bij de taken, bedoeld in het eerste lid, kan, met inachtneming van het tweede lid, plaatsvinden bij:
a. collectieve arbeidsovereenkomst of bij regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, of
b. regeling waaromtrent de werkgever schriftelijk overeenstemming heeft bereikt met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging.
10 Indien zowel een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling als bedoeld in het negende lid, onderdeel a, als een regeling als bedoeld in het negende lid, onderdeel b, gelden, zijn de in die overeenkomst en regelingen gegeven bepalingen naast elkaar van toepassing. In geval van strijd zijn de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst of de regeling, bedoeld in het negende lid, onderdeel a, van toepassing.
11 Voor de toepassing van dit artikel en de daarop berustende bepalingen geldt een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in het negende lid, onderdeel a, en een regeling als bedoeld in het negende lid, onderdelen a en b, gedurende 5 jaren, te rekenen vanaf het tijdstip waarop die collectieve arbeidsovereenkomst of die regeling ingaat. Bij wijziging van de in de eerste zin bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst of regeling binnen 5 jaren na inwerkingtreding, wordt het in de eerste zin bedoelde tijdvak beëindigd op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde collectieve arbeidsovereenkomst of regeling.
12 Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is niet van toepassing ten aanzien van de werkgever:
a. die werknemers arbeid laat verrichten voor een tijdsduur van in totaal ten hoogste 40 uur per week, of
b. met in de regel ten hoogste 25 werknemers, indien voor het opstellen van een risico-inventarisatie en -evaluatie gebruik wordt gemaakt van:
1°. een model dat is opgenomen in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling door een daartoe bevoegd bestuursorgaan en een onverplicht karakter heeft, of
2°. een instrument dat is aangemeld bij Onze Minister dan wel bij een door Onze Minister aangewezen instelling.
13 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor:
a. de tijdsduur van arbeid die buiten beschouwing wordt gelaten bij de toepassing van het twaalfde lid, onderdeel a;
b. het model en het instrument, bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b.
14 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bijstand bij een of meer taken als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, niet verplicht is met inachtneming van bij of krachtens die algemene maatregel van bestuur gegeven voorschriften.
15 Het niet naleven van de bij of krachtens deze wet vastgestelde verplichtingen, bedoeld in het tweede lid, onder g, h en j, door de bedrijfsarts, de verplichting, bedoeld in het tweede lid, onder i, door de personen, bedoeld in het eerste lid, en de verplichting, bedoeld in het derde lid, eerste zin, door de personen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt als een overtreding.
Vangnetregeling aanvullende deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming
Artikel 14a
1 Indien de bijstand bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, niet is georganiseerd met toepassing van artikel 14, negende lid, wordt deze bijstand georganiseerd met inachtneming van dit artikel.
2 De werkgever laat zich met betrekking tot de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, bijstaan door een arbodienst, ten behoeve waarvan overeenkomstig artikel 20 een certificaat is afgegeven en die deel uitmaakt van de organisatie van het bedrijf of de inrichting.
3 Voorzover de mogelijkheden onvoldoende zijn om de bijstand binnen het bedrijf of de inrichting te organiseren, wordt de bijstand verleend door een andere arbodienst ten behoeve waarvan, overeenkomstig artikel 20, een certificaat is afgegeven.
4 De werknemers van een arbodienst werken nauw samen met en adviseren en verlenen medewerking aan de in artikel 13, eerste lid, genoemde deskundige personen, de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging, of, bij het ontbreken daarvan, de belanghebbende werknemers, inzake te nemen, genomen en uit te voeren maatregelen gericht op een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid. Het niet naleven van deze verplichting door de werknemers van een arbodienst wordt aangemerkt als een overtreding.
5 Artikel 13, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
6 Artikel 14, tweede lid, onder a en onder d tot en met j, derde tot en met zevende lid en twaalfde tot en met vijftiende lid, is van toepassing.
Nadere regels met betrekking tot arbeidsomstandigheden alsmede uitzonderingen op en uitbreidingen van toepassingsgebied
Certificatie
Artikel 20
1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan werkgevers, werknemers, andere personen of instellingen in het bezit moeten zijn van een of meer certificaten waaruit blijkt dat zij voldoen aan voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet.
2 Onze Minister dan wel een door Onze Minister op verzoek aangewezen instelling beslist op aanvraag over de afgifte van het certificaat en is tevens bevoegd een afgegeven certificaat in te trekken of te schorsen. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op aangewezen instellingen als bedoeld in de eerste zin.
3 Een certificaat als bedoeld in het eerste lid en een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid worden gegeven voor een beperkte tijdsduur. Aan een aanwijzing en een certificaat kunnen voorschriften worden verbonden. De bedoelde beperking en voorschriften worden in de aanwijzing en het certificaat vermeld.
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld onder meer met betrekking tot:
a. de wijze waarop de aanvraag om een certificaat als bedoeld in het eerste lid en een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid wordt gedaan en de gegevens die daarbij van de aanvrager worden verlangd;
b.de gronden waarop een aanwijzing kan worden gegeven, gewijzigd, geschorst of ingetrokken;
c. de gronden waarop en de gevallen waarin de afgifte van een certificaat kan worden geweigerd dan wel een afgegeven certificaat kan worden geschorst of ingetrokken;
d. de vergoeding van de kosten die is verschuldigd in verband met de afgifte van een certificaat of het geven van een aanwijzing.
5 De kosten van onderzoeken of nog steeds wordt voldaan aan de voorwaarden voor de afgifte van een certificaat onderscheidenlijk het geven van een aanwijzing, kunnen eveneens ten laste worden gebracht van de houder van het certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling, mits deze onderzoeken en kosten zijn vastgelegd in een voorschrift als bedoeld in het derde lid.
6 Indien bij de afgifte van een certificaat, het geven van een aanwijzing of het verrichten van een onderzoek als bedoeld in het vijfde lid, diensten van derden worden benut, kunnen ook de door die derden gemaakte kosten ten laste worden gebracht van de houder van het certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling dan wel de aanvrager, bedoeld in het vierde lid, onder a.
7 De berekening van de door derden gemaakte kosten als bedoeld in het zesde lid, voor zover deze ten laste worden gebracht van de houder van een certificaat onderscheidenlijk de aangewezen instelling dan wel de aanvrager, bedoeld in het vierde lid, onder a, geschiedt door die derden op zorgvuldige, transparante en éénduidige wijze met inachtneming van de redelijkheid en proportionaliteit.
8 Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld betreffende de wijze van betaling van de vergoeding van de kosten, bedoeld in het vierde, vijfde en zesde lid.
Arbeidsomstandighedenbesluit
Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBR0008498/
Geldend van 01-01-2020 t/m heden
Afdeling 3. Arbodiensten en deskundigen
§ 2. Arbodiensten en deskundigen
Artikel 2.7. Deskundigheidseisen
1 Binnen een arbodienst zijn deskundigen werkzaam op het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, de arbeidshygiëne, de veiligheidskunde en de arbeids- en organisatiekunde.
2 Een deskundige beschikt over voldoende deskundigheid en ervaring op een vakgebied als bedoeld in het eerste lid, met uitzondering van het terrein van de arbeids- en bedrijfsgeneeskunde, indien hij in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne, veiligheidskunde dan wel arbeids- en organisatiekunde, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.
Artikel 2.14. Certificaat arbodienst
1 Een externe arbodienst is in het bezit van een certificaat arbodienst dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.
2 De werkgever van een interne arbodienst is ten behoeve van zijn interne arbodienst in het bezit van een certificaat arbodienst dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.
3 Indien een aan een externe arbodienst afgegeven certificaat arbodienst wordt ingetrokken, niet wordt verlengd of indien aan de verlenging daarvan voorschriften zijn verbonden, doet de dienst daarvan terstond mededeling aan de werkgever te wiens behoeve de taken worden uitgeoefend, en aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging. Bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging zorgt de werkgever ervoor dat de belanghebbende werknemers zo spoedig mogelijk van deze mededeling op de hoogte worden gesteld.
4 Indien een ten behoeve van een interne arbodienst afgegeven certificaat arbodienst wordt ingetrokken, niet wordt verlengd of indien aan de verlenging daarvan voorschriften zijn verbonden, doet de werkgever daarvan terstond mededeling aan de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan, aan de belanghebbende werknemers alsmede, ingeval sprake is van een samenwerkingsverband, aan de betrokken externe deskundigen.
Artikel 2.14a. Taken deskundigen
1 Bij de taak, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt bijstand verleend door een deskundige die in het bezit is van tenminste een van de certificaten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, of door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.
2 Bij de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen b en c, van de wet wordt bijstand verleend door een bedrijfsarts als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef, van de wet.
3 Ten aanzien van de deskundigen en bedrijfsartsen zijn de artikelen 2.9, 2.11 en 2.12 van overeenkomstige toepassing.
Arbeidsomstandighedenregeling
Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBR0008587
Geldend van 01-04-2019 t/m heden
Hoofdstuk 2. Aanvullende voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, deskundigen en arbodiensten
Paragraaf 2.2. Taken van deskundigen en arbodiensten
Artikel 2.1. Risico-inventarisatie en -evaluatie
1 Bij de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onder a, van de wet verricht de deskundige of de bedrijfarts, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van het besluit of de arbodienst de volgende werkzaamheden:
- het toetsen of de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, volledig en betrouwbaar is;
- het toetsen of in de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld onder a, de actuele inzichten op het terrein van arbeidsomstandigheden zijn verwerkt;
- het op basis van de risico-inventarisatie
en -evaluatie, bedoeld onder a, uitbrengen van een advies aan de werkgever.
Dit advies heeft mede betrekking op de in het plan van aanpak, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet, voorgestelde wijze waarop de geconstateerde tekortkomingen kunnen worden verholpen en de prioriteiten en de volgorde waarin de maatregelen worden genomen.
2 Bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 2.14b, tweede en derde lid, onder b, van het besluit verricht de deskundige of de bedrijfarts, bedoeld in artikel 2.14a, eerste lid, van het besluit of de arbodienst de volgende werkzaamheden:
- het toetsen of het model, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 1°, van de wet of het instrument, bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet, volledig en betrouwbaar is;
- het toetsen of in het model of het instrument, bedoeld onder a, de actuele inzichten op het terrein van arbeidsomstandigheden in de desbetreffende branche zijn verwerkt;
- het toetsen of het model of het instrument, bedoeld onder a, adequate aanwijzingen bevat voor het kunnen opstellen van een plan van aanpak, bedoeld in artikel 5, derde lid, van de wet.
3 De Stichting van de Arbeid, te Den Haag, wordt aangewezen als de instelling waar een instrument als bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet kan worden aangemeld.
4 De Stichting van de Arbeid draagt zorg voor plaatsing van een aangemeld instrument als bedoeld in artikel 14, twaalfde lid, onderdeel b, onder 2°, van de wet op de website www.rie.nl
Artikel 2.14. Eisen voor de aanwijzing als certificerende instelling op het werkveld arbodeskundigen
Een aanwijzing als certificerende instelling als bedoeld in artikel 2.14, eerste lid, van het besluit, kan geschieden indien de aanvragende instelling voldoet aan de criteria zoals vastgelegd in het Werkveldspecifieke document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatieinstellingen belast met persoonscertificatie op het gebied van Arbeids- en Organisatiedeskundige, Arbeidshygiënist en Hogere Veiligheidskundige, document: WDAT-ARBO, zoals opgenomen in bijlage IIc bij de regeling.
Artikel 2.15. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne
Een certificaat van vakbekwaamheid arbeidshygiëne als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het persoonscertificaat Arbeidshygiënist, document: WSCS-AH, zoals opgenomen in bijlage IId bij de regeling.
Artikel 2.16. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid veiligheidskundige
Een certificaat van vakbekwaamheid veiligheidskunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen zoals vastgelegd in het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het persoonscertificaat Hogere veiligheidskundige, document: WSCS-HVK, zoals opgenomen in bijlage IIe bij de regeling.
Artikel 2.17. Afgifte certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en organisatiekunde
Het certificaat van vakbekwaamheid arbeids- en organisatiekunde als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van het besluit, wordt door de certificerende instelling afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen vastgelegd in het Werkveldspecifiek Certificatieschema voor het persoonscertificaat Arbeids- en Organisatiedeskundige, document: WSCS-AO, opgenomen in bijlage IIf bij de regeling.