Toetsing en toetsingscriteria voor RI&E
Niet elke RI&E hoeft getoetst te worden, en wanneer dit wel het geval is, moet dit volgens specifieke criteria gebeuren om de kwaliteit te waarborgen. In de basis betekent dat de meeste bedrijven met meer dan 25 werknemers, of die geen erkend branche-instrument gebruiken, hun RI&E moeten laten toetsen. De toetsing moet worden uitgevoerd door een of meerdere gecertificeerde arbokerndeskundige (AKD), zoals een arbeidshygiënist, hogere veiligheidskundige, of arbeids- en organisatiedeskundige, of door een BIG-geregistreerde bedrijfsarts. Het beoogde doel van de nieuwe criteria, die sinds 1 juli 2022 van kracht zijn, is om (indirect) de kwaliteit van RI&E’s naar een hoger niveau te tillen.
Vier kerncriteria voor een RI&E
De RI&E dient aan verschillende criteria te voldoen, die van oudsher de pijlers vormen voor een deugdelijke risicoanalyse: volledigheid, actualiteit, betrouwbaarheid en actuele inzichten gebaseerd op de stand der wetenschap en professionele dienstverlening. Tevens worden specifieke eisen gesteld aan het Plan van Aanpak en de inzet en betrokkenheid van (verschillende) arbokerndeskundigen. De toetsing en advisering door de arbokerndeskundige richt zich primair op deze aspecten, zoals vastgelegd in artikel 2.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling en artikel 14, lid 1, onder a, van de Arbowet.
1. Volledigheid
Een complete RI&E moet alle relevante arbeidsrisico’s en hun achterliggende grondoorzaken in kaart brengen. Dit betekent dat niet alleen de symptomen, maar ook de echte oorzaken van de risico’s moeten worden onderzocht, om te voorkomen dat men “dweilt met de kraan open”. De toets op volledigheid heeft niet alleen betrekking op het wel/niet benoemen van (inhoudelijke) arbeidsrisico’s (zie onderaan bij Hoofd- en deelrisico’s per arbokerndeskundige) en bereik je niet het ‘ff snel’ invullen van een “vragenlijstje”.
Voor een volledig beeld van de risico’s moet de uitvoerder het RI&E-instrument toepassen zoals wordt voorgeschreven in een handleiding. Daarnaast dient al de beschikbare (interne) kennis en inzichten (ervaring op de werkplek) bij de inventarisatie en beoordeling gebruikt te worden. Hiervoor is een vooraf goed doordachte werkwijze nodig. Onderstaande aspecten in het kader van volledigheid maken deel hiervan uit:
- Duidelijke reikwijdte (volledig of afgebakend)
Zijn alle risico’s, inclusief de achterliggende grondoorzaken, ten aanzien van veiligheid, gezondheid en psychosociale arbeidsbelasting met betrekking tot de hele organisatie of (alleen) bepaalde organisatieonderdelen, waaronder groepen medewerkers of activiteiten, geïnventariseerd? - Gebruik van verzuimgegevens en inzichten van deskundigen
Informatie uit verzuimbegeleiding, het arbeidsomstandighedenspreekuur van de bedrijfsarts en uitgevoerde arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (AGO’s) moet worden gebruikt om inzicht te krijgen in arbeidsgerelateerde verzuimoorzaken. Deze inzichten moeten gekoppeld zijn aan de beheersing van arbeidsrisico’s. - Betrokkenheid van de preventiemedewerker
De preventiemedewerker(s) moeten aantoonbaar betrokken zijn bij de RI&E en input hebben geleverd. De RI&E moet ook een uitspraak doen over de taken, positie, deskundigheidsniveau en beschikbare tijd van de preventiemedewerker. - Ongevallenregistraties
Er moet nagegaan zijn of ongevallenregistraties aanwezig zijn en of er een trendanalyse naar de achterliggende grondoorzaken (systeemfactoren) van de ongevallen is uitgevoerd. - Arbobeleid
Er moet nagegaan zijn of het arbobeleid beschreven en geïmplementeerd is op de werkvloer, aangezien niet-geïmplementeerd beleid betekent dat risico’s niet verholpen zijn en alsnog in de RI&E moeten worden opgenomen. - Bijzondere groepen
De risico’s van jeugdigen, ouderen, zwangeren, minder validen, derden, stagiaires, uitzendkrachten, bewakings- en schoonmaakpersoneel moeten zijn beschreven. - Bedrijfshulpverlening (BHV)
Er moet een uitspraak zijn gedaan over de organisatie van de BHV, waarbij omvang, kennis, vaardigheid en geoefendheid moeten zijn afgestemd op de aard en grootte van het restrisico. - Weging van risico’s
Een juiste weging van de grootte van de risico’s moet zijn uitgevoerd. - Arbeidsgezondheidskundige onderzoeken (AGO’s/PAGO’s)
Een beschrijving van welke specifieke AGO’s aan werknemers moeten worden aangeboden, inclusief inhoud en frequentie, is vereist. Dit advies moet afgestemd zijn met de bedrijfsarts. - Beschrijving van (reeds aanwezige) risicobeperkende maatregelen
Zowel de te nemen maatregelen om bestaande risico’s te verlagen, als de beschrijving en borging van reeds genomen maatregelen, met name bij de grootste risico’s. - Thema- of verdiepende RI&E’s en aanvullende metingen
Duidelijk moet zijn of deze nodig zijn om blootstelling aan bepaalde factoren en de samenhangende risico’s vast te stellen of nader te onderzoeken; zolang deze niet zijn gedaan, is de RI&E niet volledig.
2. Actualiteit
De RI&E-rapportage moet de huidige (actuele) stand van zaken qua arbeidsbelastende factoren binnen het bedrijf beschrijven. Dit betekent dat organisatorische wijzigingen, andere productieprocessen, nieuwe machines, gevaarlijke stoffen, installaties of gebouwen en de daaraan verbonden risico’s in de RI&E moeten worden opgenomen.
3. Actuele inzichten gebaseerd op de stand der wetenschap en de professionele dienstverlening
De RI&E moet gebaseerd zijn op de meest actuele wet- en regelgeving, normen en grenswaarden. Bij de inventarisatie van gevaren moet rekening worden gehouden met wat tegenwoordig als gevaar of risico wordt beschouwd. Daarnaast moet aantoonbaar gebruik zijn gemaakt van de in de branche opgestelde arbocatalogus. Verbeter voorstellen moeten moderne inzichten op dit terrein weerspiegelen, in lijn met artikel 3, lid 1 van de Arbowet, dat stelt dat de werkgever uitgaat van de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening in zijn zorg voor veiligheid en gezondheid.
4. Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van de RI&E wordt gewaarborgd door diverse factoren:
- Betrokkenheid van medewerkers
Voldoende medewerkers moeten betrokken zijn geweest bij de uitvoering van de RI&E, vooral bij zaken die sterk afhankelijk zijn van individuele beleving, zoals psychosociale arbeidsbelasting, binnenklimaat, voorlichting over arbozaken en ontplooiingsmogelijkheden. - Representatieve weergave van blootstellingen
De blootstellingen aan risico’s moeten representatief in beeld zijn gebracht, zonder over- of onderschatting. Veelal komt dat neer op een risicobeoordeling volgens ‘Kinney & Wiruth’ om dit te waarborgen of een beoordeling die daarop is gebaseerd. - Gevalideerde methoden en grenswaarden
Blootstellingen aan arbeidsbelastende factoren dienen met gevalideerde methodes (en eventueel meetapparatuur) onderzocht en in kaart gebracht te worden. De evaluatie van de blootstelling aan risico’s moet correct zijn uitgevoerd en vergeleken met relevante wettelijke en wetenschappelijk onderbouwde grenswaarden.
Plan van Aanpak (PvA)
Het Plan van Aanpak is een integraal onderdeel van de RI&E en beschrijft hoe de geïdentificeerde arbeidsrisico’s zullen worden beheerst. De toetsing van het PvA omvat verschillende belangrijke elementen:
- Voorgestelde maatregelen
Er moeten maatregelen zijn voorgesteld om gevaren weg te nemen of risico’s zoveel mogelijk te beperken, waarbij de werkgever verder gaat dan alleen voldoen aan wettelijke normen en streeft naar optimale arbeidsomstandigheden. - Aanpak van achterliggende oorzaken
De adviezen over risicobeperkende maatregelen moeten de werkelijke, achterliggende oorzaken van de risico’s aanpakken, niet slechts de symptomen. - Arbeidshygiënische strategie
Bij de voorstellen voor risicobeperkende maatregelen moet rekening zijn gehouden met de arbeidshygiënische strategie (eliminatie, substitutie, technische maatregelen, organisatorische maatregelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, ook wel STOP-principe genoemd) en het daarbij te hanteren redelijkerwijs beginsel. Afwijkingen hiervan moeten gemotiveerd zijn. - Implementatie en effectiviteit
Beschreven moet zijn hoe de maatregelen kunnen worden geïmplementeerd. Een inschatting van de effectiviteit van de maatregelen is nodig, evenals rekening houden met ongewenste consequenties. - Prioritering en tijdsplanning
Een juiste prioritering van maatregelen en een tijdsplanning moeten zijn voorgesteld op basis van de weging van de risico’s en eventuele andere bedrijfsbelangen. - SMART-formulering
Het Plan van Aanpak moet concreet en realistisch (SMART: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden) zijn. - Bevoegdheid van actiehouders
De door de werkgever aangewezen personen (actiehouders) moeten voldoende bevoegdheid hebben om de voorgestelde maatregelen uit te voeren.
Advisering en rapportage
Naast de toetsing heeft de AKD de taak om de werkgever te adviseren over de RI&E en het Plan van Aanpak. Dit omvat advies over de betrouwbaarheid, volledigheid en actualiteit van de RI&E, over risicobeperkende maatregelen (inclusief aanpak van achterliggende oorzaken), structureel arbobeleid en borging via de Plan-Do-Check-Act-cyclus, juiste toepassing van taken en verantwoordelijkheden, prioriteiten, tijdsplanning en volgorde van maatregelen, en de veiligheids- en gezondheidscultuur. De AKD moet ook aangeven of aanvullend of verdiepend onderzoek nodig is.
De bevindingen en adviezen moeten worden vastgelegd in een gestructureerd en overzichtelijk toets- en adviesrapport dat is afgestemd op de lezer. In dit rapport moet de AKD de bevindingen beargumenteren, het management informeren over naleving of overtreding van wet- en regelgeving, en de reikwijdte van het advies aangeven, inclusief eventuele beperkingen (bijvoorbeeld als er geen locatie bezoek heeft plaatsgevonden).
Rol van de gecertificeerde Arbokerndeskundige (AKD)
De arbokerndeskundige (AKD) speelt een centrale rol in dit proces. Een AKD is een gecertificeerde hogere veiligheidskundige, arbeidshygiënist, of arbeids- en organisatiedeskundige. Het doel van hun certificering is aan te tonen dat zij over de noodzakelijke competenties beschikken om de RI&E te toetsen en te adviseren. Hoewel de Arbowet spreekt over ‘de toetsing’ wordt in de certificeringsregeling onderscheid gemaakt tussen twee toetsingen: een systeemtoets en scopetoets:
Systeemtoets
Elke arbokerndeskundige voert een systeemtoets uit over het gehele arbeidsomstandighedenterrein van de organisatie. Hierbij wordt gecontroleerd of alle wettelijk verplichte onderdelen in de RI&E zijn opgenomen. Dit is een controle op de aanwezigheid van onderdelen, niet op de inhoudelijke kwaliteit.
Scopetoets
Daarnaast voert de AKD een scopetoets uit. Hierbij wordt getoetst of de RI&E voldoende ingaat op alle risico’s die zich kunnen voordoen, of de inventarisatie goed is verricht, de blootstelling op de juiste manier is vastgesteld (bijvoorbeeld met gevalideerde metingen), de risicobeoordeling correct is uitgevoerd en de juiste risicobeperkende maatregelen zijn opgenomen. De scopetoets valt binnen de specifieke expertise (scope) van de arbokerndeskundige.
De verschillende scopes van de verschillende Arbodeskundigen omvatten specifieke hoofd- en deelrisico’s:
- Arbeids- en organisatiedeskundige (A&O)
Expertise in psychosociale arbeidsbelasting (werkdruk, pesten, seksuele intimidatie, agressie, geweld, discriminatie, inhoud en organisatie van arbeid) en werk- en rusttijden (ploegendienst, nachtarbeid). - Arbeidshygiënist (AH)
Expertise in gezondheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen, biologische agentia, fysische factoren (klimaat, niet-ioniserende straling, uv-straling, kunstmatige optische straling, verlichting, geluid, trillingen, werken onder overdruk), fysieke belasting (onder- en overbelasting, beeldschermwerk) en persoonlijke beschermingsmiddelen. Opmerkelijk is dat ioniserende straling niet onder de scope van arbokerndeskundigen valt; hiervoor is een stralingsdeskundige vereist. - Hogere veiligheidskundige (HVK)
Expertise in veiligheidsrisico’s van gevaarlijke stoffen (brand, explosie, zware ongevallen, opslag), arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen (geschiktheid, inrichting, beveiligingen, noodvoorzieningen), en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Overlap in scopes
Risico’s gerelateerd aan verlichting/daglicht, schadelijk/hinderlijk geluid, trillingen/schokken, werken onder overdruk en persoonlijke beschermingsmiddelen vallen zowel onder de scope van de Arbeidshygiënist als de Hogere Veiligheidskundige. Risico’s voor uitzendkrachten, stagiaires, vrijwilligers, anderstaligen, zwangeren, jeugdigen, werknemers met een beperking en plaats- en tijdonafhankelijke werkers vallen onder de expertise van alle drie de AKD-scopes. Het kan voorkomen dat een organisatie twee of meer arbokerndeskundigen moet inschakelen, omdat de risicogebieden breder zijn dan de expertise van één AKD.
Hoofd- en deelrisico’s per arbokerndeskundige
Alle onderstaande hoofd- en deelrisico’s moeten minimaal (in oppervlakkige óf indien noodzakelijk op diepgaandere wijze) aan de orde komen in de RI&E. Alle AKD hebben basale kennis van al deze risico’s. Hieronder een overzicht waar specifieke AKD diepgaandere kennis over heeft. Als de RI&E uitvoerig(er) op één van deze hoofd-/deelrisico’s ingaat, dient daarvoor die specifieke AKD (AH, HVK of A&O) betrokken te worden bij de toetsing/beoordeling op dat specifieke hoofd-/deelrisico.
1. Psychosociale arbeidsbelasting, waaronder:
a. Werkdruk | (Alleen A&O) | Arbowet 1, 3 ; Arbobesluit art. 2.15)
b. Pesten, seksuele intimidatie, agressie en geweld | (Alleen A&O) | Idem
c. Discriminatie | (Alleen A&O) | Idem
d. Inhoud en organisatie van de arbeid | (Alleen A&O) | Idem
2. Gevaarlijke stoffen, waaronder:
a. Gezondheidsrisico’s (o.a. carcinogene, mutagene, reprotoxische en sensibiliserende stoffen; procesemissies) | (Alleen AH) | Arbobesluit Hst 4b. Veiligheidsrisico’s (brand, explosie en zware ongevallen, opslag) | (Alleen HVK) Arbobesluit 1.1, 2.5b (ARIE), 3.5c (ATEX)
3. Biologische agentia, waaronder:
a. Micro-organismen (bacteriën, schimmels, virussen, parasieten; infectieuze agentia, toxinen, allergenen) | (Alleen AH) | Arbobesluit 4.84 – 4.102
4. Fysische factoren, waaronder:
a. Klimaat (hoge en lage temperaturen, luchtverversing, luchtvochtigheid, tocht) | (Alleen AH) | Arbobesluit 3.2, 4.5, 4.87, 6.1, 6.2
b. Straling * (niet-ioniserende straling, uv-straling, kunstmatige optische straling) | (Alleen AH) | Arbobesluit 6.12a/i/k/l
c. Verlichting, daglicht | (AH & HVK) | Arbobesluit 5.2, 6.3, 6.4, 7.8
d. Schadelijk/hinderlijk geluid | (AH & HVK) | Arbobesluit 6.6 – 6.11
e. Trillingen en schokken | (AH & HVK) | Arbobesluit 6.11 a/b/c
f. Werken onder overdruk | (AH & HVK)
5. Werk- en rusttijden, waaronder:
a. Werk- en rusttijden | (Alleen A&O) | Arbeidstijdenwet 5.3 – 5.9
b. Ploegendienst | (Alleen A&O) | idem
c. Nachtarbeid | (Alleen A&O) | idem
6. Arbeidsmiddelen en arbeidsplaatsen, waaronder:
a. Arbeidsmiddelen: geschiktheid, beschikbaarheid, bevoegd gebruik, keuringen en onderhoud | (Alleen HVK) | Arbobesluit 4.2, 4.2a, 7.2 – 7.7, 7.10, 7.15, 7.16, hst 8.
b. Inrichting arbeidsplaatsen, zoals eisen voor werkruimten, orde en netheid, beveiligingen, veiligheids- en gezondheidssignalering, bewegingsruimte en werken op hoogte; Voorzieningen in noodsituaties, zoals noodstopvoorzieningen, blusmiddelen, vluchtwegen en nooduitgangen | (Alleen HVK) | Arbobesluit hst 3.
c. Persoonlijke beschermingsmiddelen: noodzaak, geschiktheid, keuringen en onderhoud | (AH & HVK) |Arbowet art. 3,8,11; Arbobesluit art. 8.1-8.3
7. Fysieke belasting, waaronder:
a. Fysieke onderbelasting (weinig beweging, lang zitten of staan) | (Alleen AH)
b. Fysieke overbelasting (tillen, dragen, duwen, trekken, repeterende bewegingen, ongunstige houdingen) | (Alleen AH) | Arbobesluit 1,1, 5,1, 5.2, 5.3, 5.5, 5.6
c. Beeldschermwerk | (Alleen AH) | Arbowet 8; Arbobesluit 5.4, 5.10; Arboregeling 5.1, 5.2
8. Bijzondere categorieën werknemers die mogelijk extra risico lopen, waaronder:
a. Uitzendkrachten, stagiaires, vrijwilligers, anderstaligen, andere personen/derden (zoals bezoekers en voorbijgangers) | (AH, HVK en A&O) | Arbowet 3 / 10
b. Zwangeren, jeugdigen, werknemers met een beperking/gedeeltelijk arbeidsongeschikt | (AH, HVK en A&O) | Arbowet 3/4/5/8/15, Arbobesluit, 1.40-1.42, 4.5, 4.7, 4.8, 4.108, 4.109, Arbobesluit 1.1, 1.35-1.38, 4.105, 4.106, 6.27, Arbobesluit 3.2, 3.14, 3.24
c. Werkers die plaats- en tijdonafhankelijk werken | (AH, HVK en A&O)
(* 4. b. Straling | Voor risico’s voor de veiligheid en de gezondheid als gevolg van ioniserende straling is het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming van toepassing. Hierin is vastgelegd dat de daarin genoemde stralingsdeskundige de werkgever moet adviseren over de risico’s en de beperkende maatregelen daarvoor, en daar vervolgens toezicht op moet houden. Verder is de werkgever verplicht om de bevindingen van deze stralingsdeskundige in zijn RI&E en daarbij behorend plan van aanpak met nemen. Om deze redenen vallen de risico’s van ioniserende straling niet onder een van de scopes van de arbokerndeskundigen.)
