Explosiegevaar – ATEX – EVD - Wat moet? Wat mag? Wat helpt?
Brandbare stoffen en gassen kunnen in bepaalde situaties explosies veroorzaken. Een bedrijf moet daar maatregelen tegen nemen als deze aanwezig zijn in het bedrijf (ATEX). Zo beschermt de werkgever de gezondheid en veiligheid van de werknemers. Explosiegevaar kan zich uiten in drie vormen:
- Gasexplosiegevaar
- Nevelexplosiegevaar
- Stofexplosiegevaar
De omstandigheden voorafgaand aan een explosie zijn meestal:
- weinig of geen ventilatie;
- activiteiten in besloten ruimten (is een ruimte alleen via een kleine opening te bereiken en te verlaten). Werken in besloten ruimten is daarom extra risicovol en veel ongevallen gebeuren doordat werknemers de risico’s niet of onvoldoende kennen);
- producten die open en bloot staan (zoals bij overgieten, schilderwerk, mengen);
- stoffen die (onbedoeld) met elkaar in contact komen en een chemische reactie veroorzaken.
Wat moet?
De werkgever is op grond van de Arbowet verplicht werknemers te beschermen tegen explosiegevaar. Wordt er gewerkt met brandbare stoffen (gassen, dampen of stofdeeltjes) die een explosie kunnen veroorzaken? Dan dient uw werkgever in de Risico-Inventarisatie en –Evaluatie de situatie nader te beoordelen.
Het Arbeidsomstandighedenbesluit (artikel 3.5 a-f) bevat de bepalingen van de Europese richtlijn 1999/92/EG (ook wel bekend als ATEX 153). Hierin staan de verplichtingen rondom explosiegevaar. De daaraan verbonden risico’s voor de werknemer moeten schriftelijk worden vastgelegd in een zogenaamd explosieveiligheidsdocument (EVD), dat minimaal bestaat uit:
- een nadere risicoanalyse;
- een gevarenzone-indeling;
- passende technische en organisatorische maatregelen;
- voorlichting van de werknemers.
De werkzaamheden moet worden ingedeeld in de gevarenzones die zijn vastgesteld door brandbare stoffen en gassen en voor stofexplosies. Doel hiervan is het inzichtelijk maken van het gevaar en de risico’s. Ook dient dit document ter hulp bij het vaststellen van de veiligheidsmaatregelen. Voor gas, damp en nevel gelden de volgende zones:
- Zone 0: hier is voortdurend sprake van een explosierisico, gedurende een langere periode of herhaaldelijk. Statistisch gezien betekent dat er meer dan duizend uur per jaar een actief risico bestaat. Het binnenste van een tank voor brandbare vloeistoffen is een voorbeeld van een werkplek die in deze zone valt.
- Zone 1: in deze zone is af en toe sprake van een explosierisico (tussen de tien en duizend uur per jaar). Voorbeelden: de ruimte rondom de opening van een tank met brandbare vloeistof, breekbare apparatuur en leidingen van glas.
- Zone 2: een explosie is niet waarschijnlijk en van korte duur als het wel gebeurt. Bijvoorbeeld de omgeving van een tank met brandbare vloeistof. Zone 2 wil niet zeggen dat dit automatisch een veilig gebied is. Het geldt voor normale werkomstandigheden en daarin kunnen zich altijd onverwachte risico’s voordoen.
Voor stofexplosies hebben de zones een andere aanduiding en andere risico’s:
- Zone 20: het binnenste van een molen, filters of transportleidingen met brandbare stoffen
- Zone 21: een vulopening of een uitstortplaats met afvoerbak van een molen met brandbare stoffen
- Zone 22: de omgeving van een molen waar stofafzetting optreedt bij het vullen of legen. Voor elke zone is vastgelegd welke veiligheidsmaatregelen getroffen moeten worden, welke veiligheidssystemen van toepassing zijn en welke beschermingsmiddelen beschikbaar moeten zijn.
Elke werkplek of arbeidsplaats met een explosierisico moet herkenbaar zijn door een waarschuwingsbord.
De regels voor producten die bestemd zijn voor gebruik van apparatuur in explosieve atmosferen staan in de ATEX 114.
Wat mag?
Er zijn verschillende aandachtspunten om explosiegevaar tegen te gaan:
- Het toepassen van arbeidshygiënische strategie kan een bijdrage hebben in het voorkomen van explosies in gebouwen. Als de juiste beheersmaatregelen worden genomen, worden de risico’s kleiner.
- Bronmaatregelen treffen: kunnen stoffen vervangen worden of condities worden aangepast?
- Organisatorische maatregelen: opleiden van werknemers, juiste instructies, inrichting arbeidsplaats.
- Technische maatregelen: ventilatiecondities, of zuurstofarme condities, wegnemen van ontstekingsbronnen.
- Schoon huishouden.
- Persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Implementatie van beleid.
Wat helpt?
Er is een Basis-Inspectiemodule (BIM) [>>>] voor Brzo- en ARIE-bedrijven om het explosieveiligheidsdocument (EVD) op volledigheid te toetsen.
In algemene zin kan zowel gas- als stofexplosiegevaar worden voorkomen door:
- Het vervangen van de brandbare stof door een stof met mindere en/of geen brandbare eigenschappen.
- Een brandbare stof binnen de omhulling/proces te houden en niet op te laten mengen met de omgeving van de installatie.
- Het werken onder ventilatiecondities waardoor explosiegevaar kan worden uitgesloten omdat de concentratie van de onderste explosiegrens niet bereikt kan worden.
- Het werken onder zuurstofarme condities (inertiseren) waardoor explosiegevaar kan worden uitgesloten.
- Repressief: het wegnemen van ontstekingsbronnen op plaatsen waar explosiegevaar zich kan voordoen of de ontstekingsbronnen laten voldoen aan een passend beschermingsniveau zodat de kans op ontsteking voldoende verlaagd wordt.
Specifiek het voorkomen van stofexplosiegevaar kan plaatsvinden door invulling van de volgende doelstellingen:
- Preventief: zorg ervoor dat geen brandbaar stof kan worden op dwarrelen op plaatsen waar potentiële ontstekingsbronnen kunnen zijn (denk hierbij aan stofvrij houden van omgeving: schoonmaak).
- Repressief: zorg ervoor dat (als preventie niet mogelijk is of faalt) een stofwolk niet ontstoken wordt door gebruik te maken van explosieveilig materiaal.
- Beheersing: zorg ervoor dat (als preventie en repressie onmogelijk zijn of falen) de door een ontploffing veroorzaakte schade beperkt blijft (denk hierbij aan een explosieluik) en zorg ervoor dat een eerste kleine ontploffing niet kan leiden tot een wellicht veel zwaardere secundaire ontploffing.
