Leidraad RIE-Toets inclusief leidraad valideren RIE-instrument
In het kader van de (voormalige) Wet Maatwerk in Arbo-dienstverlening hebben de beroep / kennis verenigingen van BA&O (arbeids- en organisatiedeskundigen), NVAB (bedrijfsartsen), NVvA (arbeidshygiënisten) en NVVK (veiligheidskundigen) in 2005 een leidraad opgesteld voor het toetsen van de RI&E. Deze leidraad genaamd, “RIE-Toets inclusief leidraad valideren RIE-instrument“, is primair gericht op het toetsen van RIE’s in het kader van de maatwerkregeling uit de wet.
Deze leidraad is door de verenigingen geaccordeerd en is daarmee DE LEIDRAAD op dit gebied voor alle bij deze verenigingen aangesloten arbo-kerndeskundigen. Het ministerie van SZW heeft aangegeven dat deze leidraad past binnen de kaders die door de wet gesteld zijn.
De Leidraad RIE-Toets inclusief leidraad valideren RIE-instrument dateert uit 2005 en is inmiddels wel op verschillende vlakken gedateerd zoals bijvoorbeeld de verouderde term als ‘lichte toetsing’ (deze bestaat niet meer). In 2005 bestonden nog geen branche-RIE-instrumenten en was er nog geen sprake van een toetsingsvrijstelling voor bedrijven onder 25 medewerkers (die gebruik maken van een erkend RIE-instrument) zoals we die anno 2020 wel kennen. Vandaar die ‘vreemde knip’ bij ’10 werknemers’ in de leidraad en de samenvatting (in een afbeelding) hieronder.
Desalniettemin is het een goede leidraad zijn voor de arbo-kerndeskundige toetser en inzicht geven voor de organisatie waarvan RI&E getoetst wordt.
Inleiding
Op 1 oktober 2004 is het wetsvoorstel Maatwerk Arbo-dienstverlening aangeboden aan de Tweede Kamer; op 5 april 2005 is het wetsvoorstel goedgekeurd door de Eerste Kamer. Inwerkingtreding van de regelgeving is per 1 juli 2005. Doel van deze wetswijziging is meer maatwerk mogelijk te maken met betrekking tot de deskundige ondersteuning van werkgevers bij hun arbo- en verzuimactiviteiten. De sturing van Arbo-dienstverlening verliep tot 1 juli vooral door regelgeving rond het aanbod. Terwijl tegelijkertijd de werkgevers en werknemers in toenemende mate verantwoordelijkheden op dit gebied hebben gekregen.
De wetswijziging bevat drie hoofdpunten:
- De wet introduceert de plicht voor alle arbeidsorganisaties tenminste één preventiemedewerker aan te wijzen. Capaciteit en toerusting zijn af te leiden uit de Risico- Inventarisatie en –Evaluatie (RIE). Werkgevers met ten hoogste 15 werknemers mogen deze taak zelf verrichten.
- Bij overeenstemming op sectorniveau (cao) of bedrijfsniveau (medezeggenschap) is een alterna-tief mogelijk voor inschakeling van de Arbo-dienst. Minimumeisen zijn beschikbaarheid van een bedrijfsarts, en inzet van een van de huidige vier gecertificeerde deskundigen voor de toets op de RIE waaronder begrepen (algemeen) advies over het Plan van Aanpak. Deze deskundige van het hoogste niveau wordt in staat geacht te beoordelen of, gelet op de specifieke omstandigheden van het betrokken bedrijf, de inschakeling van andere kerndeskundigen bij de RIE-toets aan te raden is. Uiteindelijk wordt eventueel de werkgever door de Arbeidsinspectie aangesproken op onvoldoende (brede) inzet voor de toets. Komen partijen niet tot zo’n maatwerkregeling, dan valt men terug op het vangnet, de Arbo-dienst.
- Voor bedrijven met ten hoogste 10 werknemers, vervalt de toets op het RIE-document wanneer ze daarvoor gebruik maken van een RIE-instrument, dat daartoe bij cao is geaccordeerd, en getoetst is door een van de vier gecertificeerde deskundigen. (Nu al geldt in de certificatieregeling Arbo-diensten dat bedrijven met minder dan 25 werknemers ‘licht’ getoetst worden bij gebruik van een [branche-]RIE-instrument.)
Probleemstelling
Centraal sturingselement voor de inschakeling van kerndeskundigen op het gebied van preventie is de RI&E. De toets van de RI&E dient, met uitzondering van de kleinere bedrijven, in eerste instantie op het hoogste deskundigheidsniveau te worden uitgevoerd. Aangezien het inschakelen van slechts één kerndeskundige volstaat, zijn alle gecertificeerde kerndeskundigen onder de nieuwe wetgeving indivi-dueel bevoegd deze werkzaamheden te verrichten.
Bevoegdheden dienen hier duidelijk te worden onderscheiden van de competenties en kwalificaties.
Doel van de Leidraad
Met deze leidraad worden vier doelen nagestreefd:
- Een handvat bieden aan de kerndeskundigen aan wie de RIE ter toetsing wordt voorgelegd.
- Borgen dat de kerndeskundige(n) bij de RIE-toets op een professionele manier omgaat met bevoegdheden en bekwaamheden.
- Werkgevers en werknemers stimuleren om, daar waar die voorhanden zijn, van (branche) RIE–instrumenten gebruik te maken. Hiermee worden de (administratieve) lasten voor de werkgever beperkt en is de toetsing eenvoudiger.
- De toets zo beperkt mogelijk te maken, zonder dat dat leidt tot kwaliteitsverlies. Hiermee worden de (administratieve) lasten van de werkgever beperkt.
Afbakening van de Leidraad
Deze leidraad behandelt respectievelijk:
- (branche) RIE-instrument
- Valideren van het RIE-instrument
- Toetsen van de individuele RIE.
Het (branche) RIE-instrument is een hulpmiddel voor een groep vergelijkbare bedrijven (branche) om een RIE voor een individueel bedrijf binnen de branche effectief en efficiënt op te kunnen stellen. Ook indien een groep bedrijven een RIE-instrument heeft laten ontwikkelen buiten de branche(-organisatie) om, wordt een dergelijk RIE-instrument hier aangeduid als branche RIE-instrument. Een dergelijk instrument moet worden gevalideerd, dat wil zeggen worden beoordeeld op volledigheid, betrouwbaarheid en reproduceerbaarheid van de RIE’s die met behulp van dit instrument geproduceerd worden.
De RIE is de RIE op het niveau van het individuele bedrijf.
Totstandkoming van de Leidraad
Deze leidraad is als volgt tot stand gekomen:
- Er is een projectgroep samengesteld, bestaande uit twee vertegenwoordigers per vereniging en een onafhankelijk projectleider.
- De projectgroep heeft op basis van literatuur en beleidsdocumenten een concepttekst voorbereid;
- deze tekst is in de eerste commentaarronde voorgelegd aan deskundigen binnen de vier beroepsgroepen van kerndeskundigen;
- vervolgens is de tekst bijgesteld, en in een tweede commentaarronde voorgelegd aan de besturen van de vier verenigingen en aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werk-gelegenheid (zie bijlage 2: Subsidieverstrekking vanuit SZW nader toegelicht);
- tenslotte is een tekst (eerste versie) opgesteld die is geaccordeerd door de door de besturen van de vier verenigingen.
Status van de Leidraad
Door de BA&O, NVAB, NVvA en NVVK is een leidraad opgesteld voor het toetsen van RIE’s in het kader van de Wet Maatwerk in Arbodienstverlening. Deze leidraad is gericht op het toetsen van RIE’s in het kader van de maatwerkregeling uit deze wet.
Deze leidraad is door de verenigingen geaccordeerd en daarmee ook DE leidraad op dit gebied voor alle bij deze verenigingen aangesloten kerndeskundigen. Door het ministerie van SZW is aangegeven dat deze leidraad past binnen de kaders die door de wet gesteld zijn (per brief door SZW nader toegelicht: zie bijlage 2).
Omdat deze leidraad nog niet in de praktijk getoetst is, staat er nog op de titelpagina: “eerste versie”. Deze versie mag nu in de praktijk gebruikt worden. Wij stellen het op prijs als u uw ervaringen hiermee aan ons doorgeeft. Mede aan de hand van die ervaringen zullen wij een definitieve versie vaststellen. Zodra die vastgesteld is zult u daarvan, onder meer via de vier verenigingen, op de hoogte gesteld worden. De verwachting is dat dit rond januari 2006 het geval zal zijn.
Verantwoordelijkheid voor de toetsing
De kerndeskundige die een RIE toetst is alléén verantwoordelijk voor de kwaliteit van de toets die uitgevoerd wordt. De verantwoordelijkheid om alle, voor het toetsen relevante, informatie te verstrek-ken ligt bij de werkgever. Indien van een RIE-instrument gebruik gemaakt is om een RIE op te stellen, is het de verantwoordelijkheid van de werkgever aan te geven op welke punten de bedrijfsvoering afwijkt van wat in de branche/sector gangbaar is. In die gevallen waar volgens deze leidraad géén bedrijfsbezoek noodzakelijk is, blijft het de verantwoordelijkheid van de werkgever om te besluiten of er bij de toetsing al dan niet een bedrijfsbezoek plaats zal vinden.
Het is aan de kerndeskundige die de toets uitvoert de werkgever op zijn verantwoordelijkheden te attenderen.
Bron / opstellers: NVAB, NVvA, NVVK en BA&O.